Als de tak wil bloeien

Imprint:

Categorie:
Filosofie en wetenschap, Motief, Nieuw Motief

Extra

We leven in een wereld waarin nog steeds schrikbarende armoede voorkomt, waarin er meer vluchtelingen zijn dan ooit tevoren en een groeiende stroom van jonge migranten tracht te ontsnappen aan de situatie die zij als hopeloos ervaren. Een wereld waarin grote groepen uitgesloten blijven van een rechtvaardiger mondiale economie, waardoor ongelijkheid toeneemt. In zo’n wereld blijft het werk op het gebied van internationale ontwikkelingssamenwerking en noodhulp een essentiële rol vervullen.

Het traditionele beeld van goede doelen die fondsen werven onder een achterban en die besteden in de hulp aan arme mensen, bij voorkeur kinderen, vertegenwoordigt nu op zijn best slechts één aspect van het ontwikkelingswerk. De facilitering van multi-stakeholderprocessen, die leiden tot een positieve ontwikkeling, is centraal komen te staan in het werk van veel NGO’s. Misschien op het eerste gezicht minder aansprekend, maar op langere termijn effectiever.

Dit boek beschrijft belangrijke veranderingen in de sector als geheel en in een aantal specifieke terreinen binnen deze sector. De centrale boodschap is dat als de tak van ontwikkelingssamenwerking en noodhulp wil bloeien, hij sterker geworteld moet zijn in de levensbeschouwelijk gefundeerde morele overtuiging dat wij het voortbestaan van armoede en exploitatie niet kunnen tolereren.

Dit boek is geschreven vanuit een christelijk perspectief. Het gaat in op de betekenis daarvan voor diverse thema’s en benaderingen. Tegelijkertijd kan onzes inziens de inhoud van betekenis zijn voor allen die bij dit uitdagende werk zijn betrokken.

 27,90


Recensies

Kerkblad voor het Noorden

december 2018
Er ligt een stevig boek voor me. Stevig, niet alleen omdat het veel pagina's bevat, maar vooral omdat het stevige kost biedt. Er wordt diepgravend nagedacht over de vragen die samenhangen met ontwikkelingssamenwerking, en dan in christelijk perspectief. Dat is - en blijft - een wezenlijke vraag, en die wordt in dit boek op een duidelijk georiënteerde manier besproken. Er wordt een theologisch fundament beschreven, uitgaande van een brede consensus die teruggaat op een diep bijbelse notie, van de missio Dei. Dat is die gedachte waarin gesproken wordt over wat God voor ogen staat, maar meer nog: er wordt gesproken over wat God aan het doen is in deze wereld. Hij volvoert zijn missie die daarin bestaat dat het goede nieuws over Jezus bekend wordt, maar die meteen ook behelst dat er compassie betoond wordt aan mensen in nood, en dat er door ontwikkelingssamenwerking gewerkt wordt aan het bevorderen van gerechtigheid. De verschillende auteurs zijn zich ervan bewust dat er - als het om al deze dingen gaat - spanningen optreden die niet zomaar op te lossen zijn, want: hoe verhouden zich deze verschillende elementen die allemaal te maken hebben met Gods missie met elkaar? Over die wezenlijke vraag wordt in dit boek vanuit verschillende perspectieven nagedacht, waarbij de centrale boodschap is dat 'als de tak (van ontwikkelingssamenwerking en noodhulp) wil bloeien,' er ver-worteling nodig is in de bodem van de christelijke levensbeschouwing. Dat is het christelijk perspectief dat dragend is in deze studies, waarvan meteen geldt dat het perspectief biedt. Deze samengestelde bundel levert een waardevolle bijdrage aan een belangrijk thema.
Jan van 't Spijker

Documentum

februari 2018
Een prachtige scheut met ontluikende bloemen prijkt op de voorkant van het boek Als de tak wil bloeien, en dat wordt direct in de inleiding uitgelegd: “Als de tak van feitelijke hulp en ontwikkelingsinterventies (actie) wil bloeien, moet hij zijn wortels (hoop) eren. Om dat te bereiken moet hoop geïntegreerd worden in actie en dit vereist reflectie” (13).
Dat is dan ook waar dit boek voor bedoeld is. Ontwikkelingssamenwerking op christelijke basis heeft het zwaar. Economische ontwikkeling is de focus tegenwoordig. Henk Jochemsen, redacteur van dit boek, levert scherpe kritiek op deze visie, die hij technicistisch en neoliberaal noemt. Hij stelt dat ontwikkelingsorganisaties en overheden zich focussen op de wetenschap en de technologie als middelen om landen te ontwikkelen. Maar, aldus Jochemsen, “de ideologische verandering die nodig is, is van religieuze aard: de afgoderij van materiële welvaart en de instrumenten om die welvaart te verwezenlijken moeten worden doorbroken. Om de tak van samenwerking in ontwikkeling te laten bloeien moet hij weer wortelen in de visies en waarden die nodig zijn voor een (…) duurzamer en rechtvaardiger mondiale samenleving” (51).
Vandaar dat hij een model presenteert: het actie-hoop-reflectie model. Met alleen hoop zou ontwikkelingssamenwerking doelloos zijn, met alleen actie zou het werk betekenisloos zijn en alleen reflectie zorgt voor passiviteit. Vanuit het model geven de auteurs concrete handreikingen, over tal van onderwerpen. De bundel is geschreven door auteurs van christelijke NGO’s (niet-gouvernementele organisaties die zich richten op maatschappelijk belang) die aangesloten zijn bij Prisma, een organisatie die christelijke NGO’s samenbindt. Deels was dit boek al eerder ontstaan door rapporten van Prisma, wat regelmatig zorgt voor overlap en taaie, formele en rapporterende teksten met lijsten aanbevelingen.
In de bundel komen, zoals gezegd, tal van onderwerpen langs. Hoofdstuk 2 gaat over zending, waarbij wordt gesteld dat die gericht moet zijn op de komst van het Koninkrijk van God. Het volgende hoofdstuk zoekt een balans tussen de eis dat organisaties hun cultuur niet opdringen en de drijfveer om vanuit christelijk perspectief te handelen. Daarna wordt de rol van geld in partnerschappen met lokale organisaties besproken. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt gefocust op de noodhulp en de spanningen die daarbij ontstaan. Kees-Jan Hooglander, onze lector van lezing 6, legt als het gaat over ontwikkelingshulp in stedelijke gebieden de link met Paulus die eerst in steden het Evangelie ging verkondigen, zodat mensen uit de stad het verder konden verspreiden. ‘’Dit zou ook moeten gelden voor organisaties met een christelijke opdracht.”
De overige hoofdstukken behandelen specifieke thema’s zoals duurzame landbouw, het bereiken van de allerarmsten, hulp rondom gezondheid en seksualiteit, de opbouw van zelfhulpgroepen en het helpen van mensen met een beperking. Deze hoofdstukken zijn praktischer en daarom makkelijker te lezen. Het boek begint nu ook meer en meer te
b(l)oeien, en biedt een introductie op tal van onderwerpen die te maken hebben met ontwikkelingssamenwerking in christelijk perspectief. Hierbij schuwen de auteurs het niet om hun mening te geven over tal van onderwerpen. Zo wordt er gesteld dat het huwelijk de “ideale context” heeft als die heteroseksueel is maar dat homostellen ook “bescherming van hun lichamelijke integriteit” nodig hebben (278).
Voor dit boek hebt u soms doorzettingsvermogen nodig en door de herhalingen is het soms verleidelijk om gedeeltes over te slaan. Hoewel het niet zo kan zijn dat u niets hebt met ontwikkelingssamenwerking zou ik, als u slechts oppervlakkig geïnteresseerd bent, u aanraden het boek niet te gaan lezen. Bent u echter geïnteresseerd in alles wat te maken heeft met dit onderwerp? Neem de proef op de som en laat u verrassen: uw kennis over het vakgebied zal zeker toenemen.
Want het boek verdient wel een compliment: hoewel de interpunctie niet erg consequent is, is het prima vormgegeven. Ook biedt het als een van de weinige boeken een breed overzicht van alles waar de bloeiende tak van christelijke ontwikkelingssamenwerking mee te maken heeft.
Jesse Westerbeke